Dwars door de Alpen naar Trentino
Per trein over de Brenner, langs Noord-Italiaanse meren en kastelen
Al zo’n 100 jaar voordat de hoogste snelweg door de Alpen, de Brenner Autobahn, in 1971 werd geopend, vormde een spoorlijn over de Oostenrijkse Brennerpas een van de belangrijkste verbindingen door de bergen. Het 275 km lange traject loopt vanaf Innsbruck over de Germaans-Romaanse taalgrens naar het Italiaanse Verona. Langs hoge pieken en beroemde kastelen naar kleine stationnetjes midden in fruit- en wijngaarden.
Vijf keer per dag rijden EuroCity’s en Railjets vanaf München via Innsbruck over de Brennerroute naar Verona, en verder naar andere Italiaanse bestemmingen zoals Venetië, Bologna en Rimini. Wij kiezen deze keer niet voor deze bekende steden, maar stappen in Innsbruck over op lokale boemeltjes door de Noord-Italiaanse provincies Zuid-Tirol en Trentino naar onze eindbestemming Trento, een uitvalsbasis voor fietstochten langs wijngaarden, meren en kastelen.

Middeleeuwse martelingen
Het is altijd een feest om in München in een trein richting het zuiden te stappen. Wegdromen vanachter het treinraampje en de Alpentoppen vanuit de verte steeds dichterbij zien komen; is er een beter gevoel dan dit? Vanaf München gaat de trein eerst oostwaarts, na Rosenheim verder naar het zuiden, de rivier de Inn volgend richting Tirol. Nu worden de eerste pieken boven de 1000 meter bijna tastbaar. Vrijwel direct na de Duits-Oostenrijkse grens zien we Festung Kufstein op ons afkomen. Door de strategische plek op de grens van Beieren en Tirol was het bolwerk door de eeuwen heen regelmatig brandpunt van militaire conflicten en tijdens het Oostenrijk-Hongarije-tijdperk werden hier politieke gevangenen opgesloten. Wie uitstapt op station Kufstein kan in de vesting naar de bijzonder boeiende expositie Strafvollzug im Mittelalter (strafvoltrekking in de middeleeuwen) in het voormalige kruitmagazijn, waar je ervaart hoe onvoorstelbaar wreed en meedogenloos straffen in de middeleeuwen waren.


Langs de Inn
Na Kufstein volgen we nog zo’n 80 km het water, soms direct langs de oevers van de Inn, dan weer de rivier kruisend, langs stationnetjes als Wörgl, Brixlegg en Jenbach. In Jenbach kun je overstappen op de rode boemeltjes van de Zillertalbahn naar Mayrhofen – een 32 km lange route over 35 bruggen door het bekende Zillertal. Wij stappen vandaag uit in de 800 jaar oude hoofdstad van Tirol, onze eerste tussenstop, ingeklemd tussen de Karwendelbergen in het noorden en de Tuxer Alpen rond de Patscherkofel (2246 m) in het zuiden. Innsbruck is dus een heerlijke bestemming om de bergen in te trekken. We laten onze bagage in een stationskluisje en slenteren door de Altstadt met zijn vele vijftiende- en zestiende-eeuwse gebouwen. Sta vooral even stil bij het Goldenes Dachl, het dak met 2657 vergulde dakpannen en uitbundige versieringen, dat al sinds de bouw in 1500 vele bezoekers naar de oude binnenstad trekt.
Wie wil wandelen bóven de stad neemt vanaf het congresgebouw de Hungerburgbahn richting de Nordkette, naast de Patscherkofel óók een huisberg van Innsbruck. De vier stations van de spoorlijn zijn ontworpen door de Iraaks-Britse architect Zaha Hadid, die zich liet inspireren door de sneeuw- en ijslandschappen van de regio. De futuristische vormen doen inderdaad aan gletsjerachtige ijsformaties denken. Bij eindstation Hungerburg vertrekt een gondelbaan naar de Nordkette. Boven op de bergslingert het wandelpad de Goetheweg, afwisselend langs de zuid- en noordkant van de berg, met prachtige uitzichten over het Karwendelmassief en het Inntal. Het is overigens onbekend of de beroemde Duitse schrijver hier zelf ooit liep, wel weten we dat hij een fervent wandelaar was.


Boemelen over de Brenner
De volgende dag pakken we de route weer op. We kiezen zoals vaker niet voor de rechtstreekse verbinding met een EuroCity of Railjet (inclusief reserveringsplicht), maar volgen dezelfde route met boemeltjes. De reis naar onze eindbestemming Trento duurt zo een uurtje langer en we moeten overstappen in Bolzano, maar zo hebben we meer tijd om te genieten van de rit.
Al snel na Innsbruck volgt de trein de rivier de Sill, door een rotsachtige vallei met beboste hellingen. Het uitzicht vanaf het perron van station St. Jodok am Brenner kan niet Oostenrijkser: we zien een wit kerkje met rode punttoren, met op de achtergrond groene bergweiden en besneeuwde bergtoppen. De stationnetjes op dit eerste deel van de Brennerbahn zijn gebouwd van natuursteen, kenmerkend voor deze regio. Bij Brenner gaan we de grens over en rijden we Zuid-Tirol binnen, de Italiaanse provincie met een zowel alpiene als mediterrane flair, waar je veel wijngaarden én de Dolomieten vindt. We passeren tegelijkertijd een cultureel grensgebied, waar Duits, Italiaans en Ladinisch (een Reto-Romaanse taal) wordt gesproken. In het boemeltje wordt – ook in Italië – de hele route nog omgeroepen ‘Nächster Halt…’ Plaatsnamen worden lokaal in twee talen aangegeven.
We volgende de wild stromende Eisack (Isarco) en even na Sterzing (Vipiteno) vangen we een glimp op van kasteel Reifenstein, een van de best bewaarde en oudste kastelen in Zuid-Tirol dat op een rotsachtige heuvel ligt. Het landschap blijft ruig, met diverse kastelen, tot we Bolzano bereiken. Deze kleine hoofdstad van Zuid-Tirol is een culturele smeltkroes op het kruispunt van de Noord- en Zuid-Europese cultuur, waar Oostenrijk en Italië op indrukwekkende wijze samenvloeien.
Gigantisch Alpenfort
Even na het Lago di Fortezza (Franzensfester Stausee) en het prachtige in donker hout opgetrokken chaletachtige station, passeren we Forte di Fortezza (Festung Franzensfeste). Vanuit de trein – zorg dat je aan de linkerkant van de trein zit – heb je goed zicht op dit gigantische militaire complex. In 1863 werd de spoorlijn van Innsbruck naar het Pustertal geopend, waarbij het dorp Franzensfeste ook onderdeel werd van de verdedigingswerken. De bouw van het fort kostte destijds naar schatting 2,6 miljoen Oostenrijks-Hongaarse gulden (nu zo’n 400 miljoen euro), mede vanwege het gebruik van duur graniet. Naar verluidt zou keizer Frans I vanwege de prijs hebben gezegd dat hij had verwacht een fort van zilver aan te treffen. Het ‘onoverwinnelijke Alpenfort’, met eigen treinstation, is inderdaad nooit betrokken geweest bij militaire operaties. De Duitse SS zou het fort in de Tweede Wereldoorlog wel hebben gebruikt als opslagplaats voor geroofde goederen. Ook de goudvoorraden van de Banca d’Italia, de Italiaanse nationale bank, lagen hier vroeger opgeslagen.

Nog meer kerkjes en kastelen
Kort na het stuwmeer en het fort komen de barokke torens van de kathedraal van Bressanone (Brixen) in zicht. Nog mooier wordt het als we de Eisack (Isarco) kruisen en de kerkjes van Velturno (Feldthurns) het landschap sieren. Nóg sprookjesachtiger is het klooster op de rots, goed te zien vanaf station Klausen (Chiusa). Daar schittert de abdij van Säben (Sabiona), met daarbij een indrukwekkende kerk. Prachtig gelegen in de bossen en tussen wijngaarden, zo’n 200 meter boven de stad.
Na Auer (Ora) kruisen we het riviertje de Adige en ontvouwt zich een weids uitzicht over de appel- en wijngaarden, heuvels met gemoedelijke dorpjes, kerkjes en stationnetjes met verlaten perrons tussen de wijnranken. Zoals bij Salurn (Salorno), net voordat we de provinciegrens van Zuid-Tirol naar Trentino oversteken. Wie hier uitstapt, wandelt direct de wijngaarden in. Met warme zonlicht over de druivenvelden rijden we Trentino binnen.



Brug tussen culturen
We komen aan in provinciehoofdstad Trento, op een station dat is opgetrokken uit hout en gewapend beton. Ooit stond hier een prachtig stationsgebouw, maar Mussolini vond het te Oostenrijks, dus liet hij het in de jaren 30 met behulp van moderne bouwtechnieken herbouwen in meer Italiaanse stijl van die tijd. Vanaf het station lopen we direct het Piazza Dante op, met een reusachtig standbeeld van de Italiaanse schrijver. Ons hotel zit ideaal gelegen direct aan het plein.
De hoofdstad van Trentino is met zo’n 120.000 inwoners lekker overzichtelijk, vanaf het station is het slechts 10 minuten lopen naar het dertiende-eeuwse Castello Del Buonconsiglio – de grootste van maar liefst vijf kastelen in de stad –, maar ook de kathedraal en de vierkante Torre Civica, hét symbool van de stad, liggen vlak bij elkaar. Op het aangrenzende Piazza Duomo met Neptunusfontein nemen we plaats op het terras van Caffè Italia. Met de bergen op de achtergrond voelt het hier heerlijk Italiaans.



Het mag dan onzeker zijn of Goethe wandelde op de Nordkette, zeker is wel dat hij Trento bezocht. Hij bleef er naar verluidt maar kort, want hij vond het vlees noch vis. Ergens begrijpen we hem, want net als Bolzano vormt ook Trento een brug tussen de Germaanse en Latijnse wereld. Niet typisch Oostenrijks en vaak niet écht Italiaans. Er wordt net zoveel bier als wijn gedronken, polenta en spek zijn net zo populair als pasta en olijfolie.
De stad voelt hoe dan ook, of juist daarom, wel heel eigen. We zien nauwelijks toeristen en toeristenwinkeltjes, in de straten en op de terrassen vooral veel locals. De geschiedenis van Trento gaat tot 2000 jaar terug, wat je onder andere kunt ontdekken in de Romeinse Villa di Orfeo, ondergronds gelegen in de Via Rosmini en sinds 2023 open voor publiek. In een statige residentie is hier een groot, kleurrijke mozaïek te zien, met in het midden Orpheus (Orfeo) zittend op een rots, de lier bespelend om hiermee de dieren te betoveren. Nog meer bijzonders onder de grond is de Gallerie di Piedicastello, gevestigd in twee tunnelbuizen die tot een paar jaar geleden deel uitmaakten van de ringweg. Na de bouw van twee nieuwe tunnels werden deze oude omgebouwd tot museumruimte. In de 300 meter lange tunnels kun je letterlijk in de geschiedenis van de regio (onder)duiken via wisselende exposities. De dag sluiten we bovengronds af, met – zoals de locals dat doen – tussen zes en acht uur ’s avonds een glas trentodoc, een lokale bubbelwijn uit de bergen. Ondanks de Franse naam (La Vie en Rose), voelen we ons hier op het terras toch echt in Italië.
Mooiste uitzicht over Trento
De volgende ochtend maken we eerst een korte wandeling naar Bar Funivia, waarvandaan een gondel van de Funivia Trento-Sardagna ons in vier minuten naar Sardagna brengt. Daar hebben we vanaf het observatieplatform Busa degli Orsi, op 600 meter hoogte, een prachtig uitzicht over ontwakend Trento, de rivier de Adige en de bergen. Een mooie plek om plannen te maken voor deze dag. Weer terug bij Bar Funivia bestellen we een ijskoude granita, waarmee we naar het station lopen.
Zijspoor naar Venetië
We nemen het boemeltje naar Levico Terme, waar we een fietstocht langs wat meren en kastelen willen maken. Vanaf Trento kruipt een enkelsporig lijntje door de Valsuganavallei richting Levico Terme, en daarna verder naar Bassano del Grappa, waar je kunt overstappen op de trein naar Venetië (70 min.). Dit is een alternatief voor de hoofdroute (van München via Innsbruck en Verona), door minder bekend berglandschap. Al kort na het verlaten van Trento begint het dieselboemeltje aan een spectaculaire klim met prachtig uitzicht over de stad. De trein volgt de rivier Sill en bereikt het hoogste punt van de route (468 meter) bij Pergine Valsugana, waar we later per fiets nog terugkomen. Daarna gaan we verder richting San Cristoforo aan het Meer van Caldonazzo en later via Calceranica al Lago naar Levico Terme. Er zijn bijna 300 meren in Trentino, wij zullen er op deze reis slechts een paar zien. De Valsuganaspoorlijn was oorspronkelijk een Oostenrijkse privéspoorweg, die een verbinding vormde tussen Trento en Bassano del Grappa. Ook keizerin Sissi, die regelmatig verbleef in de zomerresidentie van de Oostenrijkse keizerlijke familie in Levico Terme, maakte hier regelmatig gebruik van.


Venetiaanse sferen
We snappen waarom diverse keizers zo weg waren van dit landschap, als we even later op de fiets zitten en langs het riviertje Brenta door het dal trappen. We volgen een route van 15 km oostwaarts vanaf Levico Terme over rustige fietspaden naar Borgo Valsugana. Volgens sommigen is dit een van de mooiste dorpen van Italië en dat spreken we niet tegen. Ver voor de stadsgrenzen hebben we al een prachtig uitzicht op Castel Telvana, genesteld net boven de stad om zo de hele vallei te bewaken. Borgo Valsugana zelf heeft een Venetiaans karakter, door het riviertje Brenta en de eeuwenoude gebouwen, poorten, fresco’s en andere decoratieve elementen die het dorp sieren. We fietsen terug richting Levico Terme en nemen onderweg een duik in het Lago di Levico – met blauwe vlag voor uitstekende waterkwaliteit. Een aperitivo nemen we vandaag in een droomkasteel: Castel Pergine. Dit kasteel en eenvoudige hotel is gevestigd op een heuvel in de Valsuganavallei, met uitzicht over de groene bergen en het blauwe Meer van Caldonazzo. Een sprookjesachtige plek om nog heel lang na te praten over deze reis.



Reageer