Al zo’n 100 jaar voordat de hoogste snelweg door de Alpen, de Brenner Autobahn, in 1971 werd geopend, vormde een spoorlijn over de Oostenrijkse Brennerpas een belangrijke verbinding tussen het Habsburgse Rijk en Italië. Het 275 km lange traject loopt vanaf Innsbruck over de Germaans-Romaanse taalgrens naar het Italiaanse Verona. Een prachtige route, langs hoge pieken, beroemde kastelen en kleine stationnetjes midden in fruit- en wijngaarden.
Vijf keer per dag rijden EuroCity’s en Railjets vanaf München via Innsbruck over de Brennerroute rechtstreeks naar Verona, en verder naar andere Italiaanse bestemmingen zoals Venetië, Bologna en Rimini. De hele route van München naar Verona duurt zo’n vijfenhalf uur en is puur genieten. Op dit moment wordt er gebouwd aan de Brenner Basistunnel, een lange ondergrondse spoorverbinding van 64 km tussen Innsbruck en Fortefezza, die de reistijd drastisch zal verkorten. Maar dat duurt nog enkele jaren (naar verwachting 2032).
Wij doorkruisten de Alpen al vaker in een comfortabele Railjet of EuroCity (met als grote voordeel een Bordbistro voor drankjes en maaltijden), maar deze keer kies ik voor de langzamere variant. In Innsbruck stap ik over op lokale boemeltjes die dezelfde route volgen, maar een tandje langzamer gaan en stoppen op kleinere stationnetjes. Met slechts één overstap op station Brenner/Brennero boemel je in 4 uur van Innsbruck naar Verona. Zo is er meer tijd om van het prachtige landschap van de Noord-Italiaanse provincies Zuid-Tirol en Trentino, vol dorpjes, wijngaarden en kastelen te genieten.

Wat mag je niet missen?
De hele route gaat door een heerlijk berglandschap, met vele kleine dorpjes met kerkjes, hoge pieken en fruit- en wijngaarden. Enkele highlights moet je natuurlijk meepikken:
Kufstein
De middeleeuwse Festung Kufstein die de Oostenrijks-Duitse grens bewaakt
Innsbruck & Nordkette
Hier kun je met de Hungerburgbahn razendsnel het hooggebergte in (Nordkette)
Brenner Pas
Het laagste Alpenpastraject voor treinen (1.371 meter)
Forte di Fortezza
Een ‘onoverwinnelijke Alpenfort’ uit 1833, met eigen treinstation,
Van Brixen naar Bozen
Vele kastelen, kerkenen kloosters, waaronder het 17e eeuwse Kloster Säben
Italiaanse wijnen
Eeuwenoude wijnhuizen en terrasvormige wijngaarden op de heuvels langs het spoor
Ontbijten in de Railjet
Het is altijd een feest om in München in een trein richting het zuiden te stappen. Wegdromen vanachter het treinraampje en de Alpentoppen vanuit de verte steeds dichterbij zien komen; is er een beter gevoel dan dit? Vanaf München neem ik deze ochtend de Railjet richting Verona Puerto Nova. De trein gaat eerst oostwaarts en al snel na het verlaten van München Hauptbahnhof kruis je de Isar, met prachtig uitzicht over het Isartal en de uiterwaarden. Na Rosenheim trein je verder naar het zuiden, de rivier de Inn volgend richting Tirol. Nu worden de eerste pieken boven de 1000 meter bijna tastbaar.


Middeleeuwse martelingen
Vrijwel direct na de Duits-Oostenrijkse grens zien we Festung Kufstein op ons afkomen. Door de strategische plek op de grens van Beieren en Tirol was het bolwerk door de eeuwen heen regelmatig brandpunt van militaire conflicten en tijdens het Oostenrijk-Hongarije-tijdperk werden hier politieke gevangenen opgesloten. Wie uitstapt op station Kufstein kan in de vesting naar de bijzonder boeiende expositie Strafvollzug im Mittelalter (strafvoltrekking in de middeleeuwen) in het voormalige kruitmagazijn, waar je ervaart hoe onvoorstelbaar wreed en meedogenloos straffen in de middeleeuwen waren.

Langs de Inn naar Innsbruck
Na Kufstein volgen we nog zo’n 80 km het water, soms direct langs de oevers van de Inn, dan weer de rivier kruisend, langs stationnetjes als Wörgl, Brixlegg en Jenbach. In Jenbach kun je overstappen op de rode boemeltjes van de Zillertalbahn naar Mayrhofen – een 32 km lange route over 35 bruggen door het bekende Zillertal.

Wij stappen vandaag uit in de 800 jaar oude hoofdstad van Tirol, onze eerste tussenstop, ingeklemd tussen de Karwendelbergen in het noorden en de Tuxer Alpen rond de Patscherkofel (2246 m) in het zuiden. Innsbruck is dus een heerlijke bestemming om de bergen in te trekken. We laten onze bagage in een stationskluisje en slenteren door de Altstadt met zijn vele vijftiende- en zestiende-eeuwse gebouwen. Sta vooral even stil bij het Goldenes Dachl, het dak met 2657 vergulde dakpannen en uitbundige versieringen, dat al sinds de bouw in 1500 vele bezoekers naar de oude binnenstad trekt.
Wie wil wandelen bóven de stad neemt vanaf het congresgebouw de Hungerburgbahn richting de Nordkette, naast de Patscherkofel óók een huisberg van Innsbruck. De vier stations van de spoorlijn zijn ontworpen door de Iraaks-Britse architect Zaha Hadid, die zich liet inspireren door de sneeuw- en ijslandschappen van de regio. De futuristische vormen doen inderdaad aan gletsjerachtige ijsformaties denken. Bij eindstation Hungerburg vertrekt een gondelbaan naar de Nordkette. Boven op de bergslingert het wandelpad de Goetheweg, afwisselend langs de zuid- en noordkant van de berg, met prachtige uitzichten over het Karwendelmassief en het Inntal. Het is overigens onbekend of de beroemde Duitse schrijver hier zelf ooit liep, wel weten we dat hij een fervent wandelaar was.




Boemelen over de Brenner
De volgende dag pakken we de route weer op. We kiezen zoals vaker niet voor de rechtstreekse verbinding met een EuroCity of Railjet (inclusief reserveringsplicht), maar volgen dezelfde route met boemeltjes. De reis naar onze eindbestemming Verona duurt zo een uurtje langer en we moeten overstappen in Bolzano, maar zo hebben we meer tijd om te genieten van de rit.
Al snel na Innsbruck volgt de trein de rivier de Sill, door een rotsachtige vallei met beboste hellingen. Het uitzicht vanaf het perron van station St. Jodok am Brenner kan niet Oostenrijkser: we zien een wit kerkje met rode punttoren, met op de achtergrond groene bergweiden en besneeuwde bergtoppen. De stationnetjes op dit eerste deel van de Brennerbahn zijn gebouwd van natuursteen, kenmerkend voor deze regio.


Bij Brenner gaan we de grens over en rijden we Zuid-Tirol binnen, de Italiaanse provincie met een zowel alpiene als mediterrane flair, waar je veel wijngaarden én de Dolomieten vindt. We passeren tegelijkertijd een cultureel grensgebied, waar Duits, Italiaans en Ladinisch (een Reto-Romaanse taal) wordt gesproken. In het boemeltje wordt – ook in Italië – de hele route nog omgeroepen ‘Nächster Halt…’ Plaatsnamen worden lokaal in twee talen aangegeven.
We volgende de wild stromende Eisack (Isarco) en even na Sterzing (Vipiteno) vangen we een glimp op van kasteel Reifenstein, een van de best bewaarde en oudste kastelen in Zuid-Tirol dat op een rotsachtige heuvel ligt. Het landschap blijft ruig, met diverse kastelen, tot we Bolzano bereiken. Deze kleine hoofdstad van Zuid-Tirol is een culturele smeltkroes op het kruispunt van de Noord- en Zuid-Europese cultuur, waar Oostenrijk en Italië op indrukwekkende wijze samenvloeien.
Gigantisch Alpenfort
Even na het Lago di Fortezza (Franzensfester Stausee) en het prachtige in donker hout opgetrokken chaletachtige station, passeren we Forte di Fortezza (Festung Franzensfeste). Vanuit de trein – zorg dat je aan de linkerkant van de trein zit – heb je goed zicht op dit gigantische militaire complex. In 1863 werd de spoorlijn van Innsbruck naar het Pustertal geopend, waarbij het dorp Franzensfeste ook onderdeel werd van de verdedigingswerken. De bouw van het fort kostte destijds naar schatting 2,6 miljoen Oostenrijks-Hongaarse gulden (nu zo’n 400 miljoen euro), mede vanwege het gebruik van duur graniet. Naar verluidt zou keizer Frans I vanwege de prijs hebben gezegd dat hij had verwacht een fort van zilver aan te treffen. Het ‘onoverwinnelijke Alpenfort’, met eigen treinstation, is inderdaad nooit betrokken geweest bij militaire operaties. De Duitse SS zou het fort in de Tweede Wereldoorlog wel hebben gebruikt als opslagplaats voor geroofde goederen. Ook de goudvoorraden van de Banca d’Italia, de Italiaanse nationale bank, lagen hier vroeger opgeslagen.



Nog meer kerkjes en kastelen
Kort na het stuwmeer en het fort komen de barokke torens van de kathedraal van Bressanone (Brixen) in zicht. Nog mooier wordt het als we de Eisack (Isarco) kruisen en de kerkjes van Velturno (Feldthurns) het landschap sieren. Nóg sprookjesachtiger is het klooster op de rots, goed te zien vanaf station Klausen (Chiusa). Daar schittert de abdij van Säben (Sabiona), met daarbij een indrukwekkende kerk. Prachtig gelegen in de bossen en tussen wijngaarden, zo’n 200 meter boven de stad.
Na Auer (Ora) kruisen we het riviertje de Adige en ontvouwt zich een weids uitzicht over de appel- en wijngaarden, heuvels met gemoedelijke dorpjes, kerkjes en stationnetjes met verlaten perrons tussen de wijnranken. Zoals bij Salurn (Salorno), net voordat we de provinciegrens van Zuid-Tirol naar Trentino oversteken. Wie hier uitstapt, wandelt direct de wijngaarden in. Met warme zonlicht over de druivenvelden rijden we Trentino binnen.

Het laatste stukje wordt het landschap vlakker en XX.
Reageer